Voor Anna is het elke dag vaste prik: een uurtje door Oost wandelen en onderweg zwerfafval opruimen. Ze loopt vrijwel altijd dezelfde route en wordt onderweg door steeds meer bewoners herkend en gedag gezegd. De medewerkers van Irado, met wie ze ook regelmatig een praatje maakt, noemen haar al liefkozend ‘de plandelsmurf’.
‘Het is ongelooflijk wat mensen allemaal neergooien. Blikjes, sigarettenpakjes, aangevreten broodjes shoarma, brillen, lachgasballonnen, bestek en – heel intrigerend – een setje speelgoedhandboeien. Plus veel lege flessen. Die lever ik in bij de supermarkt en het statiegeld doneer ik aan een goed doel. En laatst vond ik een portemonnee op de Hogenbanweg. Er zat een Bulgaars kentekenbewijs in, en na een paar dagen auto’s scannen heb ik de eigenaar kunnen achterhalen. Die toetert en zwaait sindsdien uitbundig als we elkaar tegenkomen.’
Anna werd in coronatijd gegrepen door het plandelvirus. ‘Iedereen zat thuis, en in de straatapp ontstond het idee om de laan eens flink op te ruimen. Daar sta je dan ineens met buren die je alleen van gezicht en gedag zeggen kent. Tijdens het plandelen raak je met elkaar aan de praat over van alles en nog wat, en daardoor ga je je steeds meer thuis voelen in je buurt.’